In een poging de Christus in het mensenkind neer te halen, hebben de duistere krachten geprobeerd het kind van de moeder te scheiden, de ziel van de Geest, om een wig te drijven tussen dat punt in de ziel dat de overwinning is, God in wording, en die energie van Geest, die Vader is en die naar de ziel vervoerd moet worden door de Moedervlam.
Wanneer ik de atmosfeer van de aarde binnen kom, in de grote steden, in de armere wijken waar zoveel kinderen zijn die door de straten van de stad hollen, en ik kom om hun hartsvlammen te voeden, ben ik me bewust van de stekelige energie van de gevallenen. Zij zijn doodsbang in de aanwezigheid van mijn vlam omdat ze weten dat wanneer het kind eenmaal veilig is in de omarming van de Goddelijke Moeder, wanneer het kind die eenmaal herkent en dagelijks bidt tot de Goddelijke Moeder, dat kind altijd beschermd zal zijn, altijd de voortdurende energie van de moederliefde bij zich zal dragen om het goddelijke plan te volbrengen en op koers te blijven van deugd en heiligheid, eer en waardigheid.
Zo hebben de gevallenen samengespannen om de kinderen van de wereld te beroven van het beeld van de grote vrouwen die de vrouwelijke straal hebben uitgebeeld, die de Moedervlam samengebundeld hebben. Vele heiligen hebben geleefd in de volheid van het Moederlicht. Vrouwen in elk streefgebied en bovenal de moeder die de vlam gehoed heeft voor haar kinderen, hebben die rol vervuld.
Daarom ziet u dat er een rijzend momentum op de planeet is van de ware realisatie van die Moeder aanwezigheid. Maar de gevallenen hebben het dogma en de doctrine geschapen, leugens over hen die de deugd van de vrouwelijke straal vervuld hebben. En zo ziet u dat die leugens ook op mijn naam hebben gerust, op mijn opdracht evenals op die van mijn Zoon.
Het is heel gewoon dat dit gebeuren zou. En daarom veroordeel ik diegenen niet die door de leugen van de verzoeker gebruikt zijn. Want ik zie, vanuit het punt in het midden van de roos, het punt in het midden van de vlam, dat de intensiteit van het licht te groot is. En de mensheid, verbonden als zij zijn aan de duisternis, aan de passie van het vleselijke gemoed, kan dat licht niet bevatten totdat ze bereid is te verzaken aan de energieën in zichzelf die in directe tegenstelling staan tot de instroom van liefde – liefde die puur is, liefde die onbesmet is zodat ze het God-ontwerp in de grootste booswichten van alle zondaars waarneemt en van hen die nog niet opgewekt zijn door de vlam van leven.
Kom, dan, kinderen van mijn hart, de vlam in. Want hier zouden we willen beginnen met het vlechten van een machtige kabel uit het hart van de Kosmische Maagd, uit het hart van Omega, met mijzelf, met andere afgezanten uit de hemel die de Moederstraal vertegenwoordigen, met u in incarnatie die vastbesloten bent om die vlam te richten.
Parels van wijsheid jaargang 53 nr. 7 en 8