Opgevaren Meesters

Afra

De eerste opgevaren meester van Afrika. Afra is de beschermheilige van Afrika en van het zwarte ras. Lang geleden wijdde hij ‘naam en faam’ aan het sponsoren van een uitgestrekt werelddeel en een machtig volk. Toen Afra zijn hemelvaart maakte, vroeg hij om eenvoudig ‘broeder’ of  ‘frater’ te worden genoemd. En zo werd frater de naam Afra. Het zwarte ras maakte oorspronkelijk deel uit van een ras dat als het blauwe en het violette ras bekend stond. Hun huidskleur had of een blauwe, of een violette tint. Die zielen leefden in een spiritueel vergevorderde beschaving op het werelddeel Afrika. Elke natie wordt door God geroepen om een speciale deugd of een bepaalde bestemming te vervullen.

Goddelijke Vrijheid
De leden van wat nu bekend staat als het zwarte ras, werden naar de aarde toe gezonden om meesterschap te verkrijgen over de eigenschappen van Gods macht, zijn wil en zijn vertrouwen (op de blauwe straal) en de eigenschappen van goddelijke vrijheid, rechtvaardigheid en genade (op de violette straal). Afra leefde 500.000 jaar geleden, toen het volk van deze oude beschaving een tweesprong had bereikt. Buitenaardse schepsels en gevallen engelen die de planeet aarde waren binnengevallen, veroorzaakten verdeeldheid onder het volk. Nu kan dit als science-fiction klinken maar de waarheid is dikwijls vreemder dan fictie. Deze slechte engelen gingen aan de slag om de blauwe en violette rassen te vernietigen. Zij vervormden de eens zo heilige rituelen en de kunst van dit volk. Dit opende de deur naar hekserij, voodoo en zwarte magie.

Hierdoor werd het volk haatdragend, bijgelovig en zocht naar macht te verkrijgen. Naarmate de mensen hun aandacht afkeerden van hun Goddelijke Aanwezigheid werden ze steeds kwetsbaarder voor de ‘verdeel en heers’-taktieken van de gevallen engelen. De natie werd ook steeds meer verdeeld door oorlogzuchtige en muitende stammen.

Slaven
De mensen verloren de innerlijke spirituele strijd tussen de krachten van Licht en duisternis.En hun scheuring, zowel innerlijk als uiterlijk, zorgde ervoor dat zij slaven werden van de buitenaardse wezens. Toen Afra de moeilijkheden van zijn volk zag, incarneerde hij onder hen om hun te kunnen redden. Eerst richtte hij de aandacht op de ene missende trek waarvan hij dacht dat het de Achilleshiel van zijn volk uitmaakte. Hij toonde aan dat die Achilleshiel bestond uit hun gebrek aan broederschap. In feite volgden zij het voorbeeld van Kain in plaats van dat van Abel. Toen de Heer het volk van Afra vroeg of zij hun leven wilden geven voor hun broeders en vrienden, was hun antwoord hetzelfde als dat van Kain: ‘Ben ik mijn broeders hoeder?’

Je zult je kunnen herinneren dat de Heer welwillend op Abel neerkeek en zijn offer. Maar met misprijzen op Kain en zijn offer.

Zoals in Genesis staat:

Kain werd zeer toornig en zijn gelaat betrok. En de Heer zei tegen Kain: ‘Waarom zijt gij toornig en waarom is uw gelaat betrokken?  Moogt gij het niet opheffen indien gij goed handelt doch indien gij niet goed handelt ligt de zonde als een belager aan de deur.’

En Kain sprak tot Abel zijn broeder: ‘Laten wij het veld in gaan’. Toen zij nu in het veld waren stond Kain tegen zijn broeder Abel op en doodde hem. Toen zei de Heer tot Kain: ‘Waar is uw broeder Abel?’ en hij zei: ‘Ik weet het niet; ben ik mijn broeders hoeder?’

Degene die ‘nee’ zegt tegen die vraag is toegewijd aan zijn eigen ego en zal nooit zijn broeders hoeder zijn. En langzamerhand zal de goddelijke Vonk in hem – de Drievoudige Vlam – uitdoven. Afra wist dat velen van zijn volk hun drievoudige Vlam hadden verloren, net zoals vele zwarten en blanken deze tegenwoordig verliezen door kwaadheid. Hij wist ook dat zij, om die Vlam terug te krijgen, een pad van broederschap moesten volgen. Zij moesten voor elkaar zorgen. De enige manier die hun zou kunnen leren om een broeder voor allen te zijn, bestond eruit, dat hij, Afra, zelf een broeder voor allen moest zijn. En hiervoor werd hij door zijn eigen volk gekruisigd. Hij was de Christus in hun midden, maar zij kenden hem niet. Ze waren verblind door hun machtswellust.